Heb je een vraag?

Het NVKL-bureau is van maandag t/m vrijdag van 8:30 tot 17:00 uur bereikbaar voor al je vragen. We raden wel aan om eerst onze lijst met veelgestelde vragen te raadplegen. Misschien staat jouw vraag hier wel tussen en is deze nóg sneller beantwoord. Zo beantwoorden we graag de meest gestelde vragen over:

Algemene vragen

  • Wat is de relatie tussen FME en NVKL?

    FME is de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie met 2.200 leden en 30 brancheverenigingen en platforms. Eén van de aangesloten brancheverenigingen is NVKL. FME mobiliseert en verbindt de technologische industrie en de samenleving voor elke vraag of uitdaging waarop technologie het antwoord is.

Vragen omtrent het Besluit Activiteiten Leefomgeving

  • Hoe kom ik aan een vakbekwaamheidscertificaat?

    Het certificaat wordt afgegeven in opdracht van NVKL. De certificeringsregeling is door NVKL ondergebracht bij DNV als certificerende instelling. Het vakbekwaamheidscertificaat kan behaald worden bij opleidingscentrum GO°. Meer informatie is te vinden op www.opleidingscentrum-go.nl.

  • Moet ik een logboek bijhouden n.a.v. de keuringsplicht en mag dit digitaal?

    In het Besluit Activiteiten Leefomgeving is de eis opgenomen dat een logboek van de koelinstallatie aanwezig is. De toezichthouder kan op grond hiervan beoordelen of de verplichte keuringen vanuit het Besluit Activiteiten Leefomgeving en het Warenwetbesluit drukapparatuur, het jaarlijks onderhoud en de eventueel noodzakelijke reparaties zijn uitgevoerd. Enkel digitale toegang tot een logboek is toegestaan. Voorwaarde is wel dat het logboek te allen tijde op locatie geraadpleegd moet kunnen worden. Dus ook tijdens een storing of buiten kantooruren.

  • Waarom zijn er voor ammoniak, koolwaterstoffen en kooldioxide aparte richtlijnen?

    De natuurlijke koudemiddelen zijn in drie verschillende richtlijnen opgenomen, omdat de risico’s per koudemiddel verschillen. Zo is ammoniak giftig, werkt kooldioxide verstikkend en zijn koolwaterstoffen brandbaar en explosief. Andere risico’s vragen om andere maatregelen en dat verklaart de scheiding.

  • Bestaat er, net als bij F-gassen, bedrijfscertificering om te mogen werken met natuurlijke koudemiddelen?

    Nee, momenteel bestaat er geen bedrijfscertificering, maar enkel en alleen persoonscertificering.

  • Hoe is de certificeringsplicht, zoals omschreven in het Besluit Activiteiten Leefomgeving, geregeld?

    Het Warenwetbesluit en de Regeling Drukapparatuur geven uitvoering aan de verplichte certificering van personen die handelingen verrichten aan installaties waarin natuurlijke koudemiddelen zijn toegepast. De eisen die worden gesteld staan beschreven in de PGS13 (ammoniak), NPR7600 (koolwaterstoffen) en NPR7601 (kooldioxide). De certificeringsregeling is door NVKL ondergebracht bij InstallQ als certificerende instelling.

  • Wat houdt de keuringsplicht in?

    De koelinstallatie dient ten minste een maal per jaar gecontroleerd te worden op veilig functioneren door een competent persoon met een vakbekwaamheidscertificaat, zoals bedoeld in PGS 13 (ammoniak), NPR 7600 ( koolwaterstoffen) of NPR 7601 (kooldioxide). In het Besluit Activiteiten Leefomgeving zijn in artikel 3.16 voorschriften opgenomen voor de keuring. Daarnaast moeten bedrijven met een koelinstallatie de keuringsrapporten en schriftelijke bewijzen van het onderhoud bewaren.

    Maar er is toch al een keuringsplicht vanuit het Warenwetbesluit Drukapparatuur?
    Dat klopt. Echter, de keuringseisen uit het Besluit Activiteiten Leefomgeving gelden aanvullend op het in het Warenwetbesluit Drukapparatuur verplichte keuringsregime. Ze vormen gezamenlijk een voldoende waarborg voor een veilig gebruik van koelinstallaties.

  • Waarop is het Besluit Activiteiten Leefomgeving van toepassing?

    In het Besluit Activiteiten Leefomgeving zijn voorschriften opgenomen voor koelinstallaties:

    • met een inhoud van ten minste 10 kilogram koolstofdioxide;
    • met een inhoud van ten minste 5 kilogram koolwaterstoffen;
    • met een inhoud van ten minste 10 en ten hoogste 1500 kilogram ammoniak.
  • Wat is een natuurlijk koudemiddel?

    Natuurlijke koudemiddelen zijn koolstofdioxide, ammoniak en koolwaterstoffen. Ze onderscheiden zich van de koudemiddelen die bekend staan als gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaag-afbrekende stoffen (i.e. synthetische koudemiddelen).

Cao-gerelateerde vragen

  • Een medewerker heeft een kind gekregen. Op welk (betaald) verlof heeft hij recht met ingang van de nieuwe cao?

    Volgens artikel 61 (sub c) cao Metaal en Techniek, heeft een werknemer bij de bevalling van de partner recht op één dag verlof. In aanvulling daarop heeft de werknemer gedurende een werkweek recht op geboorteverlof (artikel 4:2 Wet Arbeid en Zorg) en gedurende vijf werkweken recht op aanvullend geboorteverlof (artikel 4:2a Wet Arbeid en Zorg). Daarnaast heeft de werknemer gedurende negen weken recht op betaald ouderschapsverlof (artikel 6:3 Wet Arbeid en Zorg) en gedurende 17 weken recht op onbetaald ouderschapsverlof (artikel 6:1 e.v. Wet Arbeid en Zorg).

  • Een medewerker is vader geworden, hoe werkt het opnemen van kraamverlof/geboorteverlof?

    De medewerker mag zelf bepalen wanneer hij de 5 dagen kraamverlof opneemt, mits dit binnen 4 weken na de geboorte is. Hij hoeft geen kraamverlof in te zetten voor dagen waarop hij niet werkt (bijv. weekend, feestdag etc).

  • Hoe worden volgens de cao de reis- en overuren vergoed?

    Het vergoeden van de overuren en reisuren conform de cao Metaal en Techniek (= ook Technisch Installatiebedrijf) verloopt via de volgende wijze:

    Overuren

    De vergoeding van overuren is geregeld in artikel 42 van de cao. Conform artikel 17 lid 5b zijn overuren, uren waarop de werknemer buiten het dienstrooster werkt, behalve als dit verschoven uren zijn. De definitie van dienstrooster kun je vinden in artikel 17 lid 4.

    Reisuren

    Betaling van reisuren is geregeld in artikel 44 van de cao. De reistijd komt alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan (de zogenaamde franchise voor woon-werkverkeer). De percentages voor reistijdvergoeding vind je in lid 4 van dit artikel.

  • Heeft een werknemer die ouderschapsverlof opneemt, recht op opbouw van adv-dagen?

    Ouderschapsverlof is onbetaald verlof. De werknemer wordt dus tijdelijk een parttimer. De cao Metaal & Techniek geeft in art. 18a lid 1 aan dat met deeltijders expliciet moet worden afgesproken of de overeengekomen arbeidsduur inclusief of exclusief adv is. Als de werknemer nog recht heeft op adv, dan is de hoeveelheid adv naar rato van het parttime percentage. Onder art. 18a lid 1 leest u in de rode aantekening rekenvoorbeelden hierbij.

  • Is er een regeling onwerkbaar weer in onze cao opgenomen?

    In de cao Metaal & Techniek is inderdaad artikel 64 opgenomen, waardoor je een uitkering wegens onwerkbaar weer bij het UWV kunt aanvragen. Deze uitkering kan pas ingaan nadat de werkgever het financieel risico heeft gedragen de eerste periode van onwerkbaar weer (wachtdagen).

    Het aantal wachtdagen van de cao is veranderd als gevolg van een wetswijziging (Wet Arbeidsmarkt in Balans). Dit zijn nu (voor alle sectoren):

    • 2 wachtdagen in geval van vorst, ijzel en sneeuw, in de periode van 1 november t/m 31 maart.
    • Geen wachtdagen in geval van wind bij KNMI code rood.
    • 19 wachtdagen bij langdurige regenval.

    Ook is in de cao bedongen dat de werkgever de WW-uitkering aanvult.

    Het UWV stelt meer voorwaarden:

    • Vanaf de eerste dag moet iedere dag voor 10.00 uur melding zijn gedaan bij het UWV.
    • Er is een urenverlies van minimaal 5 uur per week voor iedere werknemer, waarvoor een aanvraag is gedaan.
    • Er moet een direct verband zijn tussen de functie en het ontbreken van werk door extreem weer.
    • Er mag niet elders worden gewerkt of ander werk worden verricht bij de werkgever.
    • Er wordt een correcte urenadministratie bijgehouden.
    • Als de werknemer onvoldoende arbeidsverleden heeft om een beroep op WW te kunnen doen, moet de werkgever het loon doorbetalen.

    Zie voor de exacte voorwaarden de Regeling onwerkbaar weer en voor het meldingsformulier deze website van het UWV.

Ecodesign & Energylabeling vragen

  • Kennen alle Europese lidstaten energielabels?

    Ja, alle lidstaten hebben de nodige maatregelen genomen om een systeem van energieprestatiecertificaten voor gebouwen op te zetten. Het energieprestatiecertificaat bevat naast de energieprestatie van een gebouw ook referentiewaarden, zoals minimumeisen inzake energieprestatie, zodat de eigenaars of huurders van het gebouw of van een gebouwunit de energieprestatie ervan kunnen vergelijken en beoordelen. Echter, de manier waarop zo’n certificaat wordt geïmplementeerd staat de lidstaten vrij. Zo kennen België en het Verenigd Koninkrijk het energieprestatiecertificaat: een document dat aangeeft wat het geschatte energieverbruik van een woning of appartement is en dit verbruik scoort op een kleurenbalk.

  • Wat is de relatie tussen de EPBD, Ecodesign en Energylabeling?

    Bij het vaststellen van energieprestatie-eisen voor technische bouwsystemen dienen de lidstaten zoveel mogelijk gebruik te maken van geharmoniseerde instrumenten, zoals test- en berekeningsmethoden en energie-efficiëntieklassen volgens de Richtlijn 2009/125/EG (Ecodesign) en Richtlijn 2010/30/EU (Energylabeling). Het doel hiervan is om voor samenhang met aanverwante initiatieven te zorgen en potentiële marktfragmentatie zoveel mogelijk te beperken.

  • Wat is Energylabeling?

    Energylabeling komt voort uit de Richtlijn 2010/30/EU betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van energie-gerelateerde producten. Deze richtlijn biedt een kader voor de harmonisatie van eindgebruikersinformatie, zoals etikettering en standaard productinformatie over het energieverbruik alsmede aanvullende informatie op dat gebied voor producten die tijdens gebruik energie gebruiken. Het doel is om de eindgebruiker in staat te stellen om te kiezen voor efficiëntere producten.

  • Wat is Ecodesign?

    Ecodesign komt voort uit de Richtlijn 2009/125/EG betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energie-gerelateerde producten. De richtlijn voorziet in voorschriften waaraan producten die tijdens gebruik energie verbruiken moeten voldoen om op de markt te kunnen worden geïntroduceerd en/of in gebruik te kunnen worden genomen.

EPBD-gerelateerde vragen

  • Wat is de relatie tussen de EPBD, Ecodesign en Energylabeling?

    Bij het vaststellen van energieprestatie-eisen voor technische bouwsystemen dienen de lidstaten zoveel mogelijk gebruik te maken van geharmoniseerde instrumenten, zoals test- en berekeningsmethoden en energie-efficiëntieklassen volgens de Richtlijn 2009/125/EG (Ecodesign) en Richtlijn 2010/30/EU (Energylabeling). Het doel hiervan is om voor samenhang met aanverwante initiatieven te zorgen en potentiële marktfragmentatie zoveel mogelijk te beperken.

  • Wanneer geldt de aircokeuring?

    De verplichting tot aircokeuring geldt voor systemen vanaf 70 kW.

  • Wat houdt de aircokeuring in?

    De aircokeuring komt voort uit de Regeling Energieprestaties Gebouwen en verplicht dat gebouweigenaren eens in de 5 jaar hun airconditioningsysteem moeten laten keuren door een EPBD-deskundige. De keuring betreft zowel de opwekking als distributie en het afgiftesysteem.

  • Hoe is de EPBD in Nederland geïmplementeerd?

    De EPBD is een Europese richtlijn waarin maatregelen worden beschreven op het gebied van energiebesparing in gebouwen; het beschrijft wat er moet gebeuren. Hoe dit in Nederland moet gebeuren, wordt beschreven in de Regeling Energieprestaties Gebouwen en het Besluit Energieprestaties Gebouwen.

  • Waarop is de EPBD van toepassing?

    De EPBD stelt maatregelen voor om de energieprestatie van gebouwen te verbeteren. Een speerpunt hiervan is het verbeteren van de energie-efficiëntie van technische bouwsystemen, zoals verwarmings- en airconditioningssystemen.

Vragen over de F-gassen(verordening)

  • Wat is het doel van de F-gassenverordening?

    Het doel van de F-gassenverordening is om het gebruik van HFK-koudemiddelen terug te dringen, zo de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te verminderen en daarmee het milieu te beschermen.

  • Ik ben ZZP-er, welke certificaten heb ik nodig?

    Als zzp’er heb je een onderneming. Verricht je als zelfstandige, werkzaamheden waarvoor een BRL 200 certificaat verplicht is (installatie, onderhoud etc)? Dan moet je ook een certificaat hebben als BRL100 onderneming. Voer je werkzaamheden uit in opdracht van een andere onderneming? Dan valt je onder het BRL100 certificaat van die onderneming. Je hoeft dan alleen een BRL200 certificaat te hebben. 

  • Ik werk in België, is daar het F-gassencertificaat geldig?

    Het F-gassencertificaat is geldig voor geheel Europa. Echter in België zijn er aanvullende eisen ten aanzien van erkenning. Per regio is dat ook nog anders, bekijk deze pagina

  • Wat moet ik weten over koudemiddelen?

    Een warmtepomp bestaat uit een circuit waarin koudemiddel circuleert.  Een koudemiddel zal bij lage temperaturen en drukken “koken”, waardoor het verdampt bij hoge temperaturen en drukken, zal het koudemiddel condenseren zodat er vloeistof ontstaat. Elk koudemiddel heeft zijn eigenschappen.

    Het optimale koudemiddel zorgt niet alleen voor de hoogst mogelijke efficiëntie en het gewenste temperatuurbereik, maar moet ook voldoen aan huidige én toekomstige regelgeving rond brandveiligheid, giftigheid en wettelijke milieueisen onder meer betreffend de bijdrage aan de global warming en het aantasten van de ozonlaag.

    Koudemiddelen zijn op hoofdlijnen ingedeeld in synthetische en natuurlijke koudemiddelen. Synthetische koudemiddelen zijn stoffen die van nature niet voorkomen, maar door de mens zijn ontwikkeld voor industriële doeleinden.  Synthetische koudemiddelen zijn (AHFK’s en HFO’s. Deze kunnen een negatief effect hebben als ze in het klimaat terecht komen. Natuurlijke koudemiddelen komen ook van nature voor in het milieu, zoals:

    • Water (R718)
    • CO2 (R744)
    • NH3 (Ammoniak) (R717)
    • Koolwaterstoffen, zoals ethaan (R170), propaan (R290), propeen (R1270), butaan (R600), isobutaan (R600a)

    Natuurlijke koudemiddelen hebben een veel lager broeikaseffect (Global Warming Potential [GWP]) als deze in het milieu terecht komen. Vanuit milieuoogpunt zijn de natuurlijke koudemiddelen daarom een beter alternatief. Vanuit veiligheidsperspectief zitten er ook nadelen aan de natuurlijke koudemiddelen. Zo is ammoniak erg gevaarlijk voor de mens bij inademing en zijn de koolwaterstoffen, zoals propaan en butaan, erg explosief.

    Op dit moment is de F-gassenverordening (EU) nr. 517/2014 van kracht. Doel van de verordening is het milieu te beschermen door de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te verminderen. Eén van de belangrijkste maatregelen van de F-gassenverordening is een geleidelijke terug fasering van het op de markt brengen van HFK’s, de zogenaamde quotumregeling. Het op de markt brengen van HFK’s wordt teruggebracht van 100% in 2015 naar 21% in 2030. Hierdoor worden juist koudemiddelen met een hoog GWP erg duur, omdat ze veel quotum vereisen en er steeds minder volume beschikbaar is.

    Bij natuurlijke koudemiddelen vindt geen uitfasering plaats. Op termijn is het daardoor onrendabel om volledig afhankelijk te zijn van traditionele koudemiddelen. Denk dus goed na voordat u een “goedkoop” warmtepomp systeem aanschaft met een HFK-koudemiddel met een hoog GWP. Dit is allang geen verstandige en verantwoorde keuze meer.

    Er komt een nieuwe generatie koudemiddelen, zoals HFO’s met juist een hele lage GWP, soms lager dan 1 en hiermee dus zelfs lager dan CO2 zelf.

    Bekijk ook onze ‘Warmtepompen | Wat moet ik weten over koudemiddelen?‘ video.

  • Als een koel- of klimaatinstallatie wordt verkocht en verplaatst van de ene eigenaar naar de andere mag dan het logboek worden mee verkocht/verhuisd?

    Nee, dit is niet toegestaan. Het logboek moet 5 jaar na demontage of verkoop van een installatie worden bewaard door de oorspronkelijke eigenaar. Het is uiteraard wel toegestaan om een kopie van het logboek ter informatie aan de nieuwe eigenaar te leveren.

  • Moet ik een logboek bijhouden n.a.v. lekcontroles en mag dit digitaal?

    Ja, bij het uitvoeren van een verplichte lekcontrole is het vereist een logboek bij te houden. Een lekcontrole is verplicht voor iedere installatie met een inhoud groter dan 5 ton CO₂-equivalent. Enkel digitale toegang tot een logboek is toegestaan. Voorwaarde is wel dat het logboek te allen tijde op locatie geraadpleegd moet kunnen worden. Dus ook tijdens een storing of buiten kantooruren.

  • Wanneer moet ik mijn installatie van een kenplaat voorzien?

    Alle installaties die onder de F-gassenverordening vallen dienen te worden voorzien van een kenplaat. Indien een installatie hermetisch gesloten is, dient dit vermeld te worden op de kenplaat. Vanaf 1 januari 2017 is het verplicht om ook de hoeveelheid koudemiddel in kg, het GWP en totale hoeveelheid CO₂-equivalent te vermelden. Dit geldt alleen voor installaties die na 1 januari 2017 opgeleverd worden.

  • Moeten wij zorgdragen voor een nieuw logboek wanneer wij een bestaande installatie met digitaal logboek in beheer nemen?

    De wet zegt dat de eigenaar verplicht is een logboek bij te houden. Als de eigenaar dit digitaal laat uitvoeren door de installateur waarmee hij een onderhoudscontract heeft is dat zijn zaak. De eigenaar zal dus bij opzegging van het contract afspraken moeten maken met de huidige installateur over hoe de informatie moet worden overgedragen aan de “nieuwe” installateur. De nieuwe installateur is dus niet verantwoordelijk voor de aanwezigheid van het logboek. Wel is het verstandig om schriftelijk melding te maken bij de klant als er om wat voor reden dan ook geen logboek aanwezig is; een installateur voldoet hiermee aan zijn informatieplicht.

    De BRL100 vereist wel dat de uitgevoerde werkzaamheden worden vastgelegd in een logboek en de onderneming (i.c. installateur) bewaart 5 jaar het logboek.

  • Moet er bij een installatie of apparaat met een koudemiddelinhoud van 3 kg of meer verplicht een logboek worden geleverd?

    Ja, een exploitant moet een register (logboek) bijhouden met daarin informatie over de hoeveelheid en aard van de zich in de installatie of apparaat bevindende f-gassen en de eventueel toegevoegde of afgevoerde hoeveelheden bij onderhoud, service of demontage. De verplichting voor een logboek geldt voor apparatuur gevuld met f-gassen vanaf 5 ton CO₂-equivalenten. Voor apparatuur gevuld met ozonlaagafbrekende stoffen geldt deze verplichting vanaf 3 kg.

    Ook moet er in het register informatie worden bijgehouden over het bedrijf en de persoon die onderhoud, service of demontage heeft uitgevoerd alsmede de resultaten van de periodieke lekcontroles. De verplichting om een logboek bij te houden ligt dus bij de exploitant en niet bij de installateur of leverancier van een installatie of apparaat. Als installateur of leverancier hebben wij uiteraard wel de plicht om onze klanten te informeren dat zij de verplichting hebben om een logboek bij te houden. Als extra dienst kunnen wij vervolgens wel zorgdragen voor het meeleveren van een logboek bij de installatie of het apparaat.

     

  • Wanneer moet ik een lekcontrole laten uitvoeren?

    De frequentie van het aantal lekcontroles is per 1 januari 2015 ingrijpend gewijzigd en is niet meer gebaseerd op aantal kg koudemiddelinhoud, maar op basis van de equivalente inhoud uitgedrukt in tonnen CO₂. Vanaf een inhoud van 5 ton CO₂-equivalent is het uitvoeren van lekcontroles verplicht. Hoe groter de inhoud hoe vaker lekcontrole plaats moet vinden. Door een lekdetectiesysteem toe te passen kan de frequentie gehalveerd worden. Zie de factsheet F-gassenverordening voor een schema hiervan.

    Voorbeeld 1: Een installatie gevuld met 2 kg R404a heeft omgerekend een inhoud van 7,84 ton CO₂-equivalent. Dit is meer dan 5 ton CO₂-equivalent. Dus lekcontrole is verplicht.

    Voorbeeld 2: Een installatie gevuld met 200 kg R404A heeft omgerekend een inhoud van 708,4 ton CO₂-equivalent. Dus is lekdetectie verplicht.

  • Onder welke voorwaarden kan voorgevulde apparatuur worden verkocht aan een installateur?

    Voorgevulde apparatuur kunnen door handelaars aan installateurs verkocht worden zonder dat er een verplichting is dat deze installateur een F-gassencertificaat heeft. Bij verkoop aan een eindgebruiker moet deze aantonen dat de installatie zal gebeuren door een gecertificeerde aannemer.  

  • Wat houdt het nieuwbouwverbod in?

    Om de terugfasering extra kracht bij te zetten zijn er een aantal verboden in de verordening opgenomen voor het nieuw op de markt brengen (nieuwbouw) van apparaten en installaties. Dit zijn onder andere huishoudelijke koel- en vrieskasten met een GWP groter dan 150 per 1 januari 2015. Zie voor meer verboden de factsheet F-gassenverordening.

  • Wat houdt het bijvulverbod in?

    Eén van de maatregelen uit de F-gassenverordening is het verbod op bijvullen van koelinstallaties die gevuld zijn met een HFK met een GWP groter dan 2500 (zoals R404A en R507A). Zie de factsheet F-gassenverordening voor het uitfaseringschema en uitzonderingen.

    De regels voor gerecyclede HFK-koudemiddelen (GWP groter dan 2500) zijn overigens gelijk aan de regels zoals we die kennen voor het bijvullen van gerecyclede R22. Deze koudemiddelen mogen alleen worden gebruikt in de installaties van de eigenaar waaruit deze zijn teruggewonnen of door de partij die deze heeft teruggewonnen.

  • Wat is het doel van de F-gassenverordening?

    Het doel van de F-gassenverordening is om het gebruik van HFK-koudemiddelen terug te dringen, zo de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te verminderen en daarmee het milieu te beschermen.

  • Moet een ZZP-er die met F-gassen werkt alleen een F-gassencertificaat hebben, of moet ook zijn bedrijf gecertificeerd zijn?

    Als ZZP-er die zelfstandig opdrachten aanneemt en uitvoert, is het niet toegestaan om een F-gashandeling uit te voeren zonder zowel in het bezit te zijn van een persoonscertificaat als bedrijfscertificaat. Deze eis is onafhankelijk van de hoeveelheid koudemiddel of CO₂-equivalent. Wanneer een ZZP-er schriftelijk met een BRL100 gecertificeerd bedrijf is overeengekomen dat hij namens dat bedrijf een F-gashandeling uitvoert dan hoeft hij niet verplicht een bedrijfscertificaat te hebben voor die klus.

  • Hoe is de certificeringsplicht zoals omschreven in de F-gassenverordening in Nederland geregeld?

    Het Besluit en de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen geven uitvoering aan de verplichte certificering van personen en bedrijven die handelingen verrichten aan installaties waarin F-gassen (HFK’s) of ozonlaagafbrekende stoffen (HCFK’s) zijn toegepast. De eisen die aan bedrijven en personen worden gesteld staan respectievelijk beschreven in de BRL100 (beoordelingsrichtlijn voor het certificaat F-gassen voor ondernemingen) en de BRL200 (beoordelingsrichtlijn voor het certificaat F-gassen voor personen).

  • Wat houdt productiebeperking (de quotaregeling) in?

    Eén van de belangrijkste maatregelen van de F-gassenverordening is de productiebeperking, ook wel quotaregeling. In dit quotumsysteem krijgen producenten of importeurs quota toegewezen op basis van het gemiddelde van de door hun gerapporteerde hoeveelheden HFK’s die zij op de markt hebben gebracht in de periode 2009 tot en met 2012. Dit betreft niet het absolute aantal kg koudemiddel, maar het CO₂-equivalent hiervan. Zie de factsheet F-gassenverordening voor het terugfaseringschema.

    Voorbeeld: 1 kg R134a komt overeen met 1,430 ton CO₂-equivalent. Quota worden geregistreerd in een door de Europese Commissie beheert elektronisch register.

Vragen over Geluidseisen

  • Correctie tonaal geluid. Is dat 0 tot 6 dB? Of 0 of 6dB?

    In de tijdelijke versie 0, 3 of 6 dB; na 2023 wordt dat 0, 1, 2, 3, 4, 5 of 6 dB.

  • Wat is tonaliteit en hoe wordt deze bepaald?

    Tonaal geluid is geluid wat zuivere tonen bevat (fluiten, piepen, brommen) en daardoor extra hinderlijkheid heeft. Daarom moet er een straffactor K1 opgeteld worden bij een gemeten waarde, voordat je het resultaat toetst.

    De tonaliteit wordt bepaald volgens NEN-ISO 1996-2:2017, Annex J, table J.1, waarbij een tonaliteitscorrectie wordt bepaald van 0 dB naar 6 dB met stappen van 1dB.  Tot 1 januari 2024 mag in afwijking van de bovengenoemde bepalingsmethode de tonaliteit bepaald worden volgens DIS47315/150257, April 2004 (BfE Basel). Hierbij wordt de tonaliteit bepaalt als een waarde LBi en de aan te houden tonaliteitscorrectie.

  • De buitenunit staat achter in de tuin -tussen de berging en de erfgrens (met voldoende zware schutting) aan openbaar terrein. Alleen op het punt van deze schutting (achter de bergingen) wordt de geluidseis overschreden en zal geen overlast geven. Kan dit worden toegestaan?

    De geschetste situatie voldoet niet aan de eisen. Je zou kunnen proberen om dit als gelijkwaardige oplossing te onderbouwen en voor te leggen aan de betreffende gemeente. Het is aan iedere gemeente om hier vervolgens al dan niet akkoord mee te gaan.

  • Als een buitenunit van een luchtwaterwarmtepomp opgesteld staat in een buitenberging, met een rooster in de wand van de berging geldt dan de eis?

    De eisen hebben betrekking op installaties die buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een woning zijn opgesteld. Zoals een warmtepomp die een tuin staat of een airco die aan een gevel hangt. De eisen hebben dus geen betrekking op installatie die in de woning staat of bijvoorbeeld in een bij de woning behorende schuur of garage.

  • Is de 40 dB voor overdag of ’s nachts?

    Formeel geldt de eis voor dag, avond en nacht. Maar buitenunits die van 19 – 7 uur worden begrensd in toerentallen en dus geluid, mogen overdag gebruik maken van een zogeheten dagcorrectie. Dat komt erop neer dat ze overdag 45 dB(A) mogen maken.

  • Is het nu 40 dB of 40 dB(A) op de perceelgrens?

    De bepalingsmethode gaat uit van dB(A). De Regeling Bouwbesluit stelt dat het equivalente A gewogen immissieniveau Li gemeten wordt. De geluidseis is overigens 45 dB voor de dag en 40 dB voor de avond en nacht.

  • Gaat het over geluidsvermogen of geluidsdruk?

    De rekentool gaat uit van maximaal geluidsvermogen LwA in dB(A).

  • Moet er in de berekeningen geen rekening gehouden worden met overlast voor de bewoners, alleen voor de omwonenden?

    De betreffende eis van 40 dB in het Bouwbesluit geldt niet voor het eigen perceel, buitenruimte of woning. De bepalingsmethode en rekentool sluiten hierop aan. Er geldt in het Bouwbesluit echter wel een andere geluidseis binnen in de eigen woning van 30 dB bij nieuwbouw en 40 dB bij verbouw bepaalt volgens NEN 5077. Hieraan moet ook worden voldaan. Met een berekening kan men ook deze eis beschouwen en aannemelijk maken dat hieraan wordt voldaan.

    Voor nieuwbouw zal de geluidsisolatie van de eigen gevel altijd 20 dB moeten zijn conform het Bouwbesluit. Gecombineerd met een binnenwaarde van 30 zou je daarmee 50 dB geluidsbelasting kunnen hebben op ramen, deuren en roosters. Voor het plaatsen van een installatie bij bestaande woning, is aannemelijk dat de geluidsisolatie ten minste 15 dB is. Gecombineerd met een binnenwaarde van 40 dB zou je daarmee 55 dB op ramen, deuren en roosters kunnen hebben. Dit is dan steeds onafhankelijk van dag/avond/nacht.

  • Bij seriematige toepassingen: dien je dan de geluidswaarden van de buren links en rechts te combineren of wordt dit afzonderlijk bekeken?

    Vanuit elke installatie moet er apart een berekening worden gemaakt.

  • Hoe maak je bij een wooncomplex waarbij meerdere buitenunits op het dak staan een goede berekening?

    De rekentool kan alleen worden gebruikt bij de bepaling van het geluid van één buitenunit. Dit is in overeenstemming met het Bouwbesluit 2012 dat alleen eisen stelt aan een afzonderlijke buitenunit en geen rekening houdt met meerdere units en cumulatie. Voor situaties met meerdere buitenunits op één perceel moet advies gevraagd worden van een geluiddeskundige. Zie 3.3 van de handleiding.

  • Welke hoogte houd je aan voor de buitenunit? Neem je hier bijv. de hoogte van trillingsdempers of een omkasting mee?

    De hoogte is bij grondgebonden situaties: 2/3e van de hoogte (gerekend vanaf de bodemplaat), dus de trillingsdempers tellen niet mee.

  • Wat met de marge die vermeld staat in het rekenblad? Mag je die zelf kiezen?

    De marge houdt rekening met onzekerheden in het gehele proces van ontwerp tot en met realisatie. Ook is er onzekerheid in de bepaling van de tonaal toeslag. Daarom wordt aanbevolen uit te gaan van een marge van 3 dB. (= Default waarde). Hier kan van afgeweken worden, maar dit brengt risico’s met mee.  Als de gebruiker dit doet, moet dat door de gebruiker van deze rekentool deskundig worden beargumenteerd.

  • Welke afstand geldt bij een 2 onder 1 kap met geschakelde garage, de helft van de oprit als grens of de deur van de buren?

    Dat hangt af van de situatie. Als de buitenunit op de geschakelde garage komt, dan is het wellicht situatie Gg_2. Wat geldt is de erfgrens en de te openen ramen/deuren van de omliggende woningen. Dat kan dan halverwege de oprit zijn.

  • Als er meerdere buitenunits in de straat staan die individueel voldoen, geven die dan tezamen geen probleem?

    De norm voorziet niet in cumulatie. De eis geldt echter op de perceelgrens, het geluid van een warmtepomp op bv. de linker perceelgrens is al enorm gereduceerd voor het bij de andere perceelgrens is. En omgekeerd. Bovendien zullen niet alle warmtepompen gelijktijdig op hun maximum draaien.

  • Geldt het ook voor de buurman aan de overkant van de straat?

    De betreffende geluidseisen zijn alleen van toepassing op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie. Er hoeft dus niet te worden berekend c.q. gemeten op de perceelgrens met openbaar terrein zoals een straat. Dus men hoeft ook geen rekening te houden met woningen aan de overkant van de straat.

  • Stel de huidige buren hebben geen last van het geluid maar verkopen de woning. De nieuwe buren hebben hier wel last van en het dB is te hoog op de erfgrens. Moet hoe dan ook de dB berekend worden ook al hebben de huidige buren geen probleem?

    Bestaande installaties vallen niet onder de regelgeving. Indien er een verandering plaatsvindt, dan is de regelgeving van kracht. Wij bevelen aan om bij elke plaatsing/verandering een geluidsberekening uit te voeren, zodat je aannemelijk maakt dat wordt voldaan aan de gestelde geluidseis. De geluidseisen gelden ongeacht wat de buren zelf vinden. Dus of de buren nu wel of geen last hebben, maakt niet uit.

  • Geldt de eis alleen voor woningen waarvan de vergunningsaanvraag na 1-1-21 is gedaan, of ook voor woningen die opgeleverd gaan worden na 1-1-21, maar waarvoor de vergunning van hiervoor is al eerder is aangevraagd?

    De eisen gelden pas voor bouwvergunningen die na 1 januari 2021 zijn aangevraagd. Dus bij bouwvergunningaanvragen die voor 1 januari 2021 zijn aangevraagd gelden de eisen niet. Het maakt daarbij dan niet uit dat de bouw zelf pas in 2021 plaatsvindt.

  • Hoe zit het met alle apparatuur dat nu al is geplaatst?

    De eisen gelden niet rechtstreeks voor bestaande situaties. Maar de gemeente kan in een uitzonderlijk geval gemotiveerd de eis ook voor een bestaande situatie opleggen. Indien er een verandering plaatsvindt dan is de regelgeving van kracht.

  • Hoe is het opgegeven geluid dB(A) berekend bij een buitenunit vanuit de leveranciers? Is hier een regel voor?

    De norm: NEN-EN 12102 – 2013 beschrijft de geluidaspecten van zo’n meting. De leverancier dient die te bepalen bij de maximaal voorkomende toerentallen van compressor en ventilator, zoals die overdag kan optreden (bv. bij warmtapwaterproductie) en zoals die bij begrensde, gereduceerde maximale toerentallen kan optreden in de avond+nachtperiode (19 – 07 uur). De leverancier is zelf verantwoordelijk voor de opgave van het maximale geluidsvermogen. De condities waarbij het maximale geluid optreedt kan per toestel verschillen.

  • Is de installateur verantwoordelijk voor het geluid?

    De verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de geluideisen ligt bij de vergunningsaanvrager of eigenaar. Echter worden in de Woningwet een aantal artikelen strafbaar gesteld. Onder meer artikel 1b, waar onder meer geregeld is dat de verbouwing (iedere wijziging aan) een bouwwerk moet voldoen aan het Bouwbesluit. Dit betekent dat de installateur aan de gestelde geluidseisen moet voldoen. Het uitsluiten van het risico op geluidsoverschrijding wordt in strijd gezien met de wet en is daarmee nietig.

  • Wat gebeurt er als ik een installatie plaats die niet voldoet aan de gestelde eisen?

    Niets, indien bij nieuwbouw de bouwvergunning nog van vóór 1-1-2021 is. Voor bestaande bouw vanaf 1-1-2021 kan in geval van klachten de installateur gevraagd worden om de gemaakte berekening met rekentool aan te leveren. Los daarvan kan bij klachten de gemeente overgaan tot een geluidsmeting. De installateur heeft overigens een waarschuwingsplicht indien de opdrachtgever bewust geen rekening wil houden met de wettelijke eisen.

  • Gelden deze eisen ook voor airco’s?

    Ja, de geluidseisen gelden voor (nieuw te plaatsen) buiten opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking. Het gaat hierbij zowel om warmtepompen als airco’s voor woningen en woongebouwen.

  • Is het verplicht de berekening te maken?

    Het is niet verplicht een berekening te maken. Wij bevelen aan om bij elke plaatsing/verandering een geluidsberekening uit te voeren, zodat je aannemelijk maakt dat de door jou geplaatste installatie voldoet aan de gestelde geluidseisen.

  • Hoe werkt de rekentool en waar vind ik deze?

    De rekentool en een uitgebreide instructie is beschikbaar op de site van ministerie van Binnenlandse Zaken. Klik hier om naar de website te gaan

Vragen over warmtepompen

  • Hoe zorg ik voor een optimaal werkende installatie?

  • Hoe werkt een centraal warmtepompsysteem voor bedrijfspanden en kantoren?

  • Wat moet ik weten over koudemiddelen?

    Een warmtepomp bestaat uit een circuit waarin koudemiddel circuleert.  Een koudemiddel zal bij lage temperaturen en drukken “koken”, waardoor het verdampt bij hoge temperaturen en drukken, zal het koudemiddel condenseren zodat er vloeistof ontstaat. Elk koudemiddel heeft zijn eigenschappen.

    Het optimale koudemiddel zorgt niet alleen voor de hoogst mogelijke efficiëntie en het gewenste temperatuurbereik, maar moet ook voldoen aan huidige én toekomstige regelgeving rond brandveiligheid, giftigheid en wettelijke milieueisen onder meer betreffend de bijdrage aan de global warming en het aantasten van de ozonlaag.

    Koudemiddelen zijn op hoofdlijnen ingedeeld in synthetische en natuurlijke koudemiddelen. Synthetische koudemiddelen zijn stoffen die van nature niet voorkomen, maar door de mens zijn ontwikkeld voor industriële doeleinden.  Synthetische koudemiddelen zijn (AHFK’s en HFO’s. Deze kunnen een negatief effect hebben als ze in het klimaat terecht komen. Natuurlijke koudemiddelen komen ook van nature voor in het milieu, zoals:

    • Water (R718)
    • CO2 (R744)
    • NH3 (Ammoniak) (R717)
    • Koolwaterstoffen, zoals ethaan (R170), propaan (R290), propeen (R1270), butaan (R600), isobutaan (R600a)

    Natuurlijke koudemiddelen hebben een veel lager broeikaseffect (Global Warming Potential [GWP]) als deze in het milieu terecht komen. Vanuit milieuoogpunt zijn de natuurlijke koudemiddelen daarom een beter alternatief. Vanuit veiligheidsperspectief zitten er ook nadelen aan de natuurlijke koudemiddelen. Zo is ammoniak erg gevaarlijk voor de mens bij inademing en zijn de koolwaterstoffen, zoals propaan en butaan, erg explosief.

    Op dit moment is de F-gassenverordening (EU) nr. 517/2014 van kracht. Doel van de verordening is het milieu te beschermen door de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te verminderen. Eén van de belangrijkste maatregelen van de F-gassenverordening is een geleidelijke terug fasering van het op de markt brengen van HFK’s, de zogenaamde quotumregeling. Het op de markt brengen van HFK’s wordt teruggebracht van 100% in 2015 naar 21% in 2030. Hierdoor worden juist koudemiddelen met een hoog GWP erg duur, omdat ze veel quotum vereisen en er steeds minder volume beschikbaar is.

    Bij natuurlijke koudemiddelen vindt geen uitfasering plaats. Op termijn is het daardoor onrendabel om volledig afhankelijk te zijn van traditionele koudemiddelen. Denk dus goed na voordat u een “goedkoop” warmtepomp systeem aanschaft met een HFK-koudemiddel met een hoog GWP. Dit is allang geen verstandige en verantwoorde keuze meer.

    Er komt een nieuwe generatie koudemiddelen, zoals HFO’s met juist een hele lage GWP, soms lager dan 1 en hiermee dus zelfs lager dan CO2 zelf.

    Bekijk ook onze ‘Warmtepompen | Wat moet ik weten over koudemiddelen?‘ video.

  • Welk warmtepompsysteem past het best bij nieuwbouw?

    Het lage temperatuur warmteafgiftesysteem stelt hogere eisen aan de bouwkundige uitvoering. Denk aan goede isolatie (spouwmuur-, dak-, vloerisolatie toepassen van kierafdichting en het vermijden van koudebruggen (verbinding in de constructie waarbij kou van buiten naar binnen wordt geleid). Het is van belang dat er zo min mogelijk warmte verloren gaat en isolatie beperkt de warmtebehoefte.  De warmtepomp kan dan aan de wensen van de gebruiker voldoen en het systeem wordt ook niet te groot. In alle gevallen leiden onvolkomenheden tot een hoger energiegebruik, hogere kosten en minder comfort.

    Bij renovatieprojecten in de bestaande bouw zijn genoemde bouwkundige aanpassingen een eerste stap die zou moeten worden genomen. Vanwege de hoge kosten blijft dit meestal achterwege. In de praktijk wordt dan gekozen voor een warmtepomp ondersteund met een Hr-ketel (hybride). De Hr-ketel voorziet dan in de piekvraag.

    Een lucht/water warmtepomp is voor een bestaande woning de makkelijkste oplossing, omdat deze een ‘losse’ buitenunit heeft, die op een dak, gevel of in de tuin geplaatst kan worden.

    Een bodem/water warmtepomp is lastiger voor een bestaande woning, omdat er een bron in de bodem aangebracht moet worden.

    Bekijk ook onze ‘Warmtepompen | Welk warmtepompsysteem past het best bij nieuwbouw?‘ video.

  • Wat zijn de voor- en nadelen van een warmtepomp?

    Voordelen

    • Geen radiatoren of units in huis
    • Geen geluid
    • Constante temperatuur

    Nadeel

    • Bij verbouwing moet het afgifte en distributiesysteem aangepast worden (bijvoorbeeld vloerverwarming i.p.v. radiatoren).
  • Bevat een warmtepomp koudemiddel?

    Ja, een warmtepomp bevat koudemiddel en kan dus ook HFK’s bevatten (niet te verwarren met CFK’s!). Vanuit de overheid is het gebruik van HFK’s aan banden gelegd, omdat dit broeikasgassen zijn. Het is daarom belangrijk om bij aanschaf van een warmtepomp navraag te doen naar de toekomstige leveringszekerheid van het koudemiddel in geval van lekkage of ander onderhoud. Echter, steeds meer warmtepompfabrikanten zullen de overstap gaan maken naar andere koudemiddelen dan HFK’s.

  • Werkt een warmtepomp ook in de winter?

    Zelfs onder het vriespunt heeft buitenlucht nog steeds energie. Lucht van -10°C is relatief koud, maar staat in contact met een veel kouder medium wel warmte af. Let wel: het rendement van een warmtepomp is sterk afhankelijk van het temperatuurniveau waarop de restwarmte beschikbaar is. Zodra hoge temperaturen gewenst zijn, zal de restwarmtebron ook een relatief hoge temperatuur moeten hebben om een acceptabel rendement te realiseren.

  • Wat is het verschil tussen een warmtepomp en een CV-ketel?

    Een warmtepomp is een wezenlijk ander apparaat dan een cv-ketel, daarom kan een warmtepomp nooit 1 op 1 een vervanging van een cv-ketel zijn. De keuze voor een warmtepomp vereist aanpassingen aan leidingen en radiatoren en een goede isolatie van de woning. Als de woning niet of slecht geïsoleerd is dan zal de warmtepomp te hard moeten werken en is het rendement niet gunstig.

    Het grootste verschil tussen een cv-ketel en een warmtepomp is dat de eerste continu warmte kan afgeven (ongeacht de omgevingstemperatuur) want de warmte wordt opgewekt door het verbranden van gas.

    De warmtepomp is voor zijn warmteafgifte volledig afhankelijk van de aan de verdamper aangeboden en door de verdamping opgenomen warmte. Daalt de hoeveelheid warmte in de bron (bijv. buitenlucht), dan heeft dit direct gevolgen voor de warmte die de warmtepomp kan afstaan.  Bij lage buitentemperaturen kan de warmtepomp niet de gewenste warmte kan leveren.  In het ontwerp  van de installatie moet hier rekening mee gehouden worden. Door het toepassen van een buffervat kan dit opgelost worden.

    Daarbij werkt een warmtepomp op lagere temperaturen, systemen met een Cv-ketel zijn ontworpen op een temperatuurtraject van -90o C. Voor de meeste koudemiddelen in de warmtepompen zijn deze temperaturen niet haalbaar.   Dat betekent dat om dezelfde hoeveelheid warmte in het gebouw te kunnen brengen dat er met grotere waterhoeveelheden en daarom grotere leidingdiameters en grotere radiatoren (laagtemperatuur) gewerkt moeten worden of met alternatieve afgiftesystemen als vloer- en wandverwarming.

    Bekijk ook onze ‘Warmtepompen | Wat is het verschil tussen een CV-ketel en een warmtepomp?‘ video.

  • Welke soorten warmtepompen zijn er?

    Warmtepompen zijn in verschillende uitvoeringen te verkrijgen. We richten ons nu op een volledig elektrische warmtepomp. Daarnaast wordt er in de praktijk ook gesproken over een hybride warmtepomp. Deze werkt samen met een cv-ketel de warmtepomp zorgt op de meeste dagen voor de warmte in het gebouw, de cv-ketel springt alleen bij als het erg koud is (dit is beperkt door de buitentemperatuur de meeste schakelen de warmtepomp uit bij buitentemperaturen lager dan bv 0°C) en zorgt voor je warm tapwater (de combinatie tapwater is afhankelijk van het fabricaat en de wens van de klant).

    Er zijn 5 varianten, deze varianten zijn onderverdeeld naar de manier waaruit de warmte wordt opgenomen (eerste deel in de naam) en op de wijze waarop de warmte het gebouw wordt ingebracht (tweede deel):

    • Lucht-lucht-warmtepompen: een lucht-lucht warmtepomp bestaat uit een binnen- en een buitenunit. De buitenunit is de verdamper en trekt de lucht aan met behulp van een ventilator. Deze lucht wordt over de verdamper gevoerd, door het temperatuurverschil verdamper/ overstromende lucht wordt warmte uit de lucht opgenomen. De binnen unit is de condensor en verspreidt de warme lucht dan over de ruimte.
    • Lucht-water-warmtepompen: een lucht-water warmtepomp is een warmtepompsysteem die evenals bij de lucht – lucht warmtepomp de buitenlucht als bron gebruikt . Een lucht-water warmtepomp kan bestaan uit een binnen- en buitenunit en hierbij is de werking gelijk aan de lucht-lucht-warmtepomp echter wordt de energie afgegeven aan water om hiermee het huis en het tapwater te verwarmen. De lucht-water-warmtepomp kan ook bestaan uit 1 deel, waarbij de energie via waterleidingen het huis in gaan.
    • Bodem-water- warmtepompen: Dit is een warmtepomp die de aarde als bron gebruikt. De warmtepomp maakt hierbij gebruik van een zogenaamde ‘bodemwarmtewisselaar’ om de warmte uit de bodem te onttrekken. De bodemwarmtewisselaar komt in verschillende vormen voor, maar de basis is een gesloten buizensysteem met daarin water of ‘brine’. ‘Brine’ is een mengsel van water en een antivriesvloeistof (In veel gevallen glycol).
    • Water-water-warmtepomp: Deze variant haalt energie uit grondwater. Er wordt grondwater omhoog gepompt. Hier wordt warmte uit gewonnen en het afgekoelde grondwater wordt weer terug in de grond gepompt. De energie wordt gebruikt om het huis en tapwater te verwarmen. Een groot deel van de installatie bevindt zich dus onder de grond. Dit type bron wordt een open bron genoemd en is ook wel bekend als warmte en koudeopslag (WKO). De bron dient jaarlijks in balans te zijn.

    Bij een water – water warmtepomp kan in sommige gevallen ook afvalwater (restwarmte van de industrie of chemie) en oppervlaktewater worden toegepast de voorschriften voor het toepassen van deze bronnen zijn erg verschillend en afhankelijk van de plaats en de plaatselijke overheid.

    • Geothermische warmtepomp.

    De geothermische warmtepomp gebruikt warmte afkomstig van 500 meter of dieper is ontstaan in de kern van de aarde. Een bodemwarmtewisselaar komt echter niet diep genoeg om deze warmte op te halen, maar grondwater komt wel van nature zo diep voor. Om de aardwarmte te winnen, wordt daarom grondwater vanuit die diepte opgepompt. Het afgekoelde water wordt vervolgens weer teruggepompt en warmt vanzelf weer op door de hitte uit de aardkern. In tegenstelling tot bodem-waterpompen is dit een open systeem.

  • Kunnen warmtepompen ook koelen?

    Eigenlijk is een warmtepomp niet de goede benaming. De ‘warmtepomp’ is een slim klimaatsysteem dat kan verwarmen, maar ook koelen. Een warmtepomp werkt volgens het koeltechnische principe en dat is een vak apart. De NVKL-installateurs gebruiken de koudetechniek al decennia lang om te koelen en te vriezen. In het geval van een warmtepomp wordt het koudetechnische principe omgedraaid, er wordt warmte uit de bron (lucht, maar dit kan ook water of bodem zijn) onttrokken en in de te verwarmen ruimte gebracht.

  • Wat is SPF?

    Voor een juiste vergelijking tussen de verschillende warmtepompsystemen wordt er best gekeken naar de SPF, dat staat voor Seasonal Performance Factor. Dit is het rendement tijdens het gehele stookseizoen.

  • Wat is COP?

    COP staat voor Coëfficiënt of Performance. Deze aanduiding geeft het rendement van een warmtepompsysteem weer. Een COP van 4, bijvoorbeeld, betekent dat het systeem 4kW aan energie levert voor iedere kW energie die erin gestopt wordt. Oftewel: het rendement is gelijk aan 400%. Warmtepompen moeten in Nederland voldoen aan een minimale COP van 4.

  • Welke subsidies zijn er?

    Tot 2021 geeft de overheid subsidie op warmtepompen om zo duurzame verwarming te stimuleren. De investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) geldt voor zowel particulieren als zakelijke gebruikers. De hoogte van de subsidie voor warmtepompen ligt tussen de € 1.000,- en € 2.500,- en is afhankelijk voor welk merk/type pomp gekozen wordt. Informatie is terug te vinden op www.rvo.nl

    Een warmtepomp komt in aanmerking voor de Investeringssubsidie duurzame energie als deze voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • De warmtepomp is onderdeel van een verwarmingstoestel.
    • Het verwarmingstoestel is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp, grond-waterwarmtepomp, water-waterwarmtepomp, of warmtepompboiler. Lucht-luchtwarmtepompen zijn uitgesloten.
    • Het verwarmingstoestel heeft een nominaal vermogen van ten hoogste 70 kW en voldoet aan de gestelde rendementseisen.

    Het verwarmingstoestel is voorzien van een etiket en een product-kaart en technische documentatie.

    Bekijk ook onze ‘Warmtepompen | Welke subsidies zijn er?‘ video.

  • Welk type warmtepomp moet ik kiezen?

    Dit hangt af van de wensen van de gebruiker: welke warmtecapaciteit en warmte-intensiteit zijn gewenst. Zo is het voordeel van een grondgebonden systeem t.o.v. een luchtwarmtepomp dat je niet afhankelijk bent van het weer, doordat bodem- en aardwarmte een constante temperatuur hebben. Kies je hiervoor dan liggen de investeringskosten wel hoger dan van luchtwarmtepompen. Dit komt doordat er boringen, de aanleg van buizen en complexer onderhoud mee gepaard gaan. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van aspecten die de keuze zouden moeten bepalen.

  • Kan een warmtepomp gecombineerd worden met een CV-ketel?

    Die mogelijkheid bestaat inderdaad. In dat geval wordt er gesproken van een hybride warmtepomp. De besparing op gas is met zo’n systeem aanzienlijk, doordat de warmtepomp voor de meeste dagen zorgt voor verwarming en de cv-ketel alleen bijspringt als het erg koud is (en zorgt voor warm water).

  • Is mijn woning geschikt voor een warmtepomp?

    Vrijwel alle woningen zijn geschikt voor een warmtepompinstallatie. Er dient wel een goede isolatie aanwezig te zijn, evenals een verwarmingssysteem met een lage aanvoertemperatuur, zoals vloerverwarming. Bij een slechte isolatie moet de warmtepomp namelijk meer werk leveren om het warmteverlies weer aan te vullen. Dat betekent dat er meer elektrische energie nodig is, hetgeen verwarming via warmtepomp minder duurzaam en duurder maakt. Voor een hybride warmtepomp is het niet altijd noodzakelijk dat er lage temperatuurverwarming aanwezig is.

  • Wat is de relatie tussen koudetechniek en warmtepompen?

    Een koelmachine en een warmtepomp zijn in principe dezelfde apparaten; ze verplaatsen beide warmte van een lager naar een hoger temperatuurniveau. Het verschil zit hem echter in het doel van de apparaten. Men spreekt van een koelmachine als het doel van het apparaat is om te koelen, terwijl men spreekt van een warmtepomp als het doel is om te verwarmen. Voor situaties waarbij met één apparaat zowel wordt gekoeld als verwarmd, kan men dus in principe beide termen gebruiken.

Vragen over typen warmtepompen

  • De hybride warmtepomp

    Een hybride warmtepomp werkt op stroom en maakt gebruik van energie uit de buitenlucht. Het is daarom een energiezuinig apparaat. Je koppelt hem aan je cv-ketel. De warmtepomp zorgt voor een groot deel van de warmte in huis. De cv-ketel springt bij als het buiten te koud is, of als het te lang duurt voor het huis warm wordt. De cv-ketel zorgt ook voor het warme water in de badkamer en keuken. Je kunt de warmtepomp aansluiten op de cv-ketel die je nu hebt (mits niet te oud), of tegelijk met een nieuwe ketel laten installeren. Het is een goede tussenstap naar een huis zónder aardgas. Daarvoor heb je een all-electric warmtepomp nodig en een hele goede isolatie.

    Met de hybride warmtepomp kun je ongeveer 60 procent minder aardgas verbruiken voor de verwarming van je huis. Twee andere voordelen van deze pomp: je kunt subsidie krijgen voor de warmtepomp én je energierekening gaat omlaag. Deze warmtepomp is zeer geschikt voor bestaande woningen met een cv-ketel en een redelijke isolatie.

  • De bodem-water warmtepomp

    De bodem-water warmtepomp gebruikt de bodem als warmtebron. Er wordt een buizensysteem verticaal of horizontaal in de bodem aangelegd, afhankelijk van het grondoppervlak. Door dit buizensysteem loopt een vloeistof die de warmte uit de grond haalt. De warmtepomp zet deze warmte om naar een hogere temperatuur om de woning en het tapwater te verwarmen.

  • De water-water warmtepomp

    Deze installatie bevindt zich voor het grootste gedeelte onder de grond, want de water-water warmtepomp haalt zijn energie uit grondwater. Het water wordt omhoog gepompt en wanneer de warmte eruit gehaald is weer terug de grond in gepompt. De warmte die wordt opgewekt wordt gebruikt om het huis en het tapwater te verwarmen.

  • De lucht-water warmtepomp

    De lucht-water warmtepomp gebruikt de buitenlucht of ventilatielucht als bron. Er wordt energie uit de lucht gehaald en omgezet naar warmte. Deze warmte wordt overgedragen aan het verwarmingssysteem en het tapwater in de woning.

  • De lucht-lucht warmtepomp

    De lucht-lucht warmtepomp gebruikt de buitenlucht als bron. De warmte wordt uit de lucht gehaald en in de woning afgegeven. Een voordeel van deze soort warmtepomp is dat het ook ingezet kan worden als airco om het huis te koelen. Het nadeel is dat het geen tapwater verwarmd. Daarvoor moet je een installatie toevoegen, zoals een elektrische boiler. Tevens zijn er plafond- en wandunits nodig om de lucht naar binnen te blazen.

  • Welke soorten warmtepompen zijn er?

    Warmtepompen zijn in verschillende uitvoeringen te verkrijgen. We richten ons nu op een volledig elektrische warmtepomp. Daarnaast wordt er in de praktijk ook gesproken over een hybride warmtepomp. Deze werkt samen met een cv-ketel de warmtepomp zorgt op de meeste dagen voor de warmte in het gebouw, de cv-ketel springt alleen bij als het erg koud is (dit is beperkt door de buitentemperatuur de meeste schakelen de warmtepomp uit bij buitentemperaturen lager dan bv 0°C) en zorgt voor je warm tapwater (de combinatie tapwater is afhankelijk van het fabricaat en de wens van de klant).

    Er zijn 5 varianten, deze varianten zijn onderverdeeld naar de manier waaruit de warmte wordt opgenomen (eerste deel in de naam) en op de wijze waarop de warmte het gebouw wordt ingebracht (tweede deel):

    • Lucht-lucht-warmtepompen: een lucht-lucht warmtepomp bestaat uit een binnen- en een buitenunit. De buitenunit is de verdamper en trekt de lucht aan met behulp van een ventilator. Deze lucht wordt over de verdamper gevoerd, door het temperatuurverschil verdamper/ overstromende lucht wordt warmte uit de lucht opgenomen. De binnen unit is de condensor en verspreidt de warme lucht dan over de ruimte.
    • Lucht-water-warmtepompen: een lucht-water warmtepomp is een warmtepompsysteem die evenals bij de lucht – lucht warmtepomp de buitenlucht als bron gebruikt . Een lucht-water warmtepomp kan bestaan uit een binnen- en buitenunit en hierbij is de werking gelijk aan de lucht-lucht-warmtepomp echter wordt de energie afgegeven aan water om hiermee het huis en het tapwater te verwarmen. De lucht-water-warmtepomp kan ook bestaan uit 1 deel, waarbij de energie via waterleidingen het huis in gaan.
    • Bodem-water- warmtepompen: Dit is een warmtepomp die de aarde als bron gebruikt. De warmtepomp maakt hierbij gebruik van een zogenaamde ‘bodemwarmtewisselaar’ om de warmte uit de bodem te onttrekken. De bodemwarmtewisselaar komt in verschillende vormen voor, maar de basis is een gesloten buizensysteem met daarin water of ‘brine’. ‘Brine’ is een mengsel van water en een antivriesvloeistof (In veel gevallen glycol).
    • Water-water-warmtepomp: Deze variant haalt energie uit grondwater. Er wordt grondwater omhoog gepompt. Hier wordt warmte uit gewonnen en het afgekoelde grondwater wordt weer terug in de grond gepompt. De energie wordt gebruikt om het huis en tapwater te verwarmen. Een groot deel van de installatie bevindt zich dus onder de grond. Dit type bron wordt een open bron genoemd en is ook wel bekend als warmte en koudeopslag (WKO). De bron dient jaarlijks in balans te zijn.

    Bij een water – water warmtepomp kan in sommige gevallen ook afvalwater (restwarmte van de industrie of chemie) en oppervlaktewater worden toegepast de voorschriften voor het toepassen van deze bronnen zijn erg verschillend en afhankelijk van de plaats en de plaatselijke overheid.

    • Geothermische warmtepomp.

    De geothermische warmtepomp gebruikt warmte afkomstig van 500 meter of dieper is ontstaan in de kern van de aarde. Een bodemwarmtewisselaar komt echter niet diep genoeg om deze warmte op te halen, maar grondwater komt wel van nature zo diep voor. Om de aardwarmte te winnen, wordt daarom grondwater vanuit die diepte opgepompt. Het afgekoelde water wordt vervolgens weer teruggepompt en warmt vanzelf weer op door de hitte uit de aardkern. In tegenstelling tot bodem-waterpompen is dit een open systeem.

? Hulp nodig?